Choose language
NETHERLANDS
POLAND
Safae el Khannoussi - 2 - Woorden
3 November 2023
Op een bank gezeten, in de kelder van het theater, vertel ik aan een voor mij onzichtbaar publiek over Oroppa. Ik doe mijn best om de roman waar ik vier jaar lang aan heb gewerkt samen te vatten, de woorden ontglippen me. Ik merk dat ik erom moet lachen. Terwijl ik praat, denk ik aan de totale chaos waarin het is ontstaan: ik heb er in drie verschillende landen aan gewerkt, op vijf verschillende adressen, ben in het proces hoofdstukken kwijtgeraakt, en hier en daar raakten personages zoek. In een van de huizen achtergelaten of ontraceerbaar opgeslagen. Ik heb het schrijven vol moeten houden met twee banen ernaast.
Maar ‘volhouden’ is misschien niet het juiste woord.
Naast me houdt Falun een papiertje vast. Hen leest voor uit hun roman Rouwdouwers. Ik bewonder hun ernst, hun toewijding. Hen zegt iets waar ik lang geleden stellig van overtuigd was: om een goed werk te schrijven, moet je je door niets laten afleiden. Er was een tijd waarin ik met mijn concessies worstelde, de continue strijd om je niet te laten knevelen door gebreken.
Maar misschien is ‘concessie’ niet het juiste woord.
Terwijl in De Regentes het avondprogramma ten einde loopt, verzamelt zich een groepje schrijvers in de naastgelegen portiek om voor de regen te schuilen. Om de paar minuten komt er iemand bij staan, onder het geklap en gejuich van de anderen. Iemand grapt dat het samenscholing is. Een ander noemt het segregatie. Er worden sigaretten, namen, nummers uitgedeeld. Plannen gemaakt voor de toekomst.
We hebben om dat woord ‘segregatie’ gelachen.
De storm is gaan liggen. Het is donker en het regent. Ik heb mijn vrienden gedag gezegd. Adila en ik willen nog niet slapen. We lopen over het Spui naar een plein waar we in het oorverdovende lawaai van een bar een laatste drankje bestellen. Maar eenmaal daar word ik al ingehaald door alle zorgen, die ik bij wijlen goddank vergeet. Mij overkomt weer dat gevoel dat mijn tong een script volgt dat ik niet heb gedicteerd. Terug in de hotelkamer: dat ontbrande verdriet, wat een avond lang op de achtergrond verdween, keert terug. Ik pel de doorweekte kleren van mijn vermoeide lijf. Ik doe mijn sieraden af. Ik mis een oorbel. Zo zijn mijn avonden: er is altijd iets wat verloren gaat.
In mijn slaap keer ik terug naar het begin van de avond. Ik sta bij een tramhalte en kijk naar het standbeeld van de vrouw die haar armen om twee kinderen kinderen slaat, en waar nu een wit doek overheen is gedrapeerd. Alleen het gezicht van de vrouw is nog te zien. Ik ben de rest van de groep kwijt, en er heerst totale stilte. Ik moet naar het theater, maar ik loop in de richting van het strand. En de mensen die ik bel nemen niet op. Zo zijn mijn dromen: ze tonen een eenzaamheid die ik niet leef maar die me desondanks achtervolgt.
Ik word wakker met een bericht van Nisrine. Ze stuurt me een gedicht waarin ze mijn naam heeft geweven. In de taal waarin ik schrijf zie ik mijn naam weinig geschreven. Eigenlijk nooit. Ik krijg gestalte in geprinte vorm, en het blijft me verbazen om mijn naam tussen de woorden te herkennen.
Maar misschien is ‘verbazen’ niet wat ik bedoel.
WHAT INSPIRED THIS STORY?
More from Safae el Khannoussi and Jan Pędziński
See The Chronicles live at Crossing Border 2023