Kies taal
GESCHREVEN DOOR

Jan Wester (NL)
VERTAALD DOOR

Daniela Gentile (IT)
Jan Wester - 5 - Epiloog - Het getik
10 November 2025
De laatste nacht zat ik tot vier uur met Anna, coördinator van The Chronicles, en Goeleke, kunstenares en medewerkster van Crossing Border, in de lobby van het Theatre Hotel. Anna merkte op dat onze hotels in mijn teksten tot nu toe een grotere rol hebben gespeelt dan het festival zelf, en nu ik teruglees wat ik heb geschreven valt me dat ook op. Ze moest lachen om de voetnoot die ik gisteren plaatste, waarin ik mijn dank uitsprak naar de organisatie omdat ze kamers van tweehonderd euro per nacht voor ons hadden betaald. De laatste keer dat ik in deze stad overnachtte sliep ik in een hostel voor dertig euro. Ik vond dat toen duur. De volgende ochtend zaten mijn voorhoofd en linkerarm onder de rode bultjes.
We drinken ons laatste blikje Bacardi Cola (het licht aan het einde van de tunnel is de koplamp van de Bacotrein, aldus Goeleke) en nemen de lift omhoog, terug naar onze kamers op de vijfde verdieping, the executive floor. Dronken en doodmoe betreed ik de enorme kamer, kleed me uit en laat me vallen op het smetteloze bed.
Voordat de slaap me kan meenemen hoor ik een zacht getik. Af en toe tikt het iets sneller, dan weer langzamer, als een klopgeest die zich ligt af te trekken onder het laminaat, genoeglijk balancerend op de rand van zijn orgasme. Ik zet het licht weer aan, maar ik zie niets dat dit geluid zou kunnen maken. Ik ga weer liggen, probeer het te negeren, maar het tikken weerklinkt in mijn hoofd, prikkend in de blauwe plekken op mijn hersenen na vier op elkaar gestapelde katers, en lijkt steeds luider te worden.
Ik stap nog een keer uit bed. Het getik moet toch ergens vandaan komen? Is het de verwarming? De kraan in de badkamer? De zoom van het gordijn tegen het raam? Ik zie nergens een klok, maar toch worden de seconden afgeteld. Ik kan hier niet blijven, dit is niet mijn wereld. Dankzij Crossing Border ben ik inderdaad een grens overgegaan, maar meer dan een tijdelijk werkvisum heb ik niet gekregen. Straks zal het sprookje eindigen. De koets wordt weer pompoen, en hotels zoals deze weer plekken die ik niet kan betalen, waar ik niet mag zijn. De kamer wil mij weghebben. Het immuunsysteem van het hotel heeft me herkend als lichaamsvreemd element en gunt me geen rust.
Ik.
Hoor.
Hier.
Niet.
Ik.
Hoor.
Hier.
Niet.
Ik.
Hoor.
Hier.
Niet.
Als ik de volgende ochtend, na een slechte nacht, beneden verschijn voor het ontbijt blijkt het een uur eerder te eindigen dan was doorgegeven. De kok en zijn serveersters zijn al aan het opruimen. Snel pak ik een handvol ham van het dienblad, voor hij het afdekplastic eroverheen kan trekken. Hij kijkt me nors aan. De aaseter in mij wordt weer wakker, behendig springend en glippend door de mazen van het systeem, om te pakken waar ik eigenlijk geen recht op heb. Mijn schouders ontspannen. Dit is hoe het hoort te zijn.























.png&w=256&q=75)











