Orhan Pamuk

Toen Orhan Pamuk vorig jaar gevraagd werd of hij het niet vreemd vond dat zijn roman over een epidemie De nachten van de pest uitkwam tijdens de coronapandemie, zei hij: “Toen ik vier en een half jaar geleden begon, vroegen mijn vrienden me waarom ik een roman aan het schrijven was over een obscuur onderwerp… de plaag was verdwenen en de mensheid had deze lelijke dingen achter zich gelaten. Ik begon ze te geloven, maar ik was vastbesloten om deze roman te schrijven. Dus nee, ik had deze pandemie niet voorzien, maar er is geen geschiedenis van de mensheid zonder pandemieën.” De nachten van de pest vindt plaats op het eiland Minger, tijdens een pestepidemie in 1901. Sultan Abdülhamit grendelt het eiland af om verdere verspreiding te voorkomen. Maar is de dood van een gezondheidsinspecteur een willekeurige moord of onderdeel van een groter plan? De sultan vraagt zijn nichtje en haar echtgenoot om naar het eiland te gaan en dit uit te zoeken. Pamuk werd in 1952 in Istanbul geboren. Zijn eerste roman won in Turkije vele prijzen. Zijn doorbraak in Turkije en de rest van de wereld kwam met Het zwarte boek. Daarna verschenen Het nieuwe leven, Ik heet Karmozijn, Sneeuw en Het museum van de onschuld. Zijn werk is in meer dan vijftig talen vertaald. In 2006 won Pamuk de Nobelprijs voor de Literatuur.

De twee Nederlandse vertalers van Pamuk, Margreet Dorleijn en Hanneke van der Heijden, krijgen dit jaar de Martinus Nijhoff Vertaalprijs, de belangrijkste Nederlandse onderscheiding voor vertalers.